donderdag 12 oktober 2017

Eva Meijer – De soldaat was een dolfijn

Eva Meijer is allround kunstenaar. Zij schrijft, tekent, maakt muziek, filosofeert en is onlangs gepromoveerd. ‘De soldaat was een dolfijn’ is verkorte versie van haar proefschrift ‘Political animal voices’. De centrale vraag in haar boek is hoe we op een democratische manier kunnen samenleven met niet-menselijke dieren. Hiervoor is medezeggenschap van niet-menselijke dieren nodig.


De mogelijkheden voor de dierenrechten moeten verder gaan dan goede zorg binnen bestaande structuren. Dierenwelzijn is een eerste stap. Meijer gaat verder in haar denken en beschouwt niet-menselijke dieren ook als politieke dieren. Voor sommige mensen zal dit een brug te ver zijn. Om haar standpunt te verhelderen en de lezer te overtuigen heeft zij een aanloop nodig.

In het eerste deel van ‘De soldaat was een dolfijn’ gaat zij daarom eerst in op de standpunten van een aantal filosofen. Traditioneel wordt het dier als fundamenteel anders gezien dan de mens, niet alleen vanuit een christelijke wereldbeschouwing, ook denkers als Aristoteles, Kant en Descartes hadden deze overtuiging. Gelukkig zijn er in de geschiedenis van de filosofie afwijkende ideeën te vinden over dieren. Een voorbeeld is Montaigne die gewezen heeft op de continuïteit tussen mensen en andere dieren.

Beroemd is een uitspraak van de Jeremy Bentham uit 1789. Het onderscheid tussen mensen en andere dieren werd meestal gezocht in de ratio. Mensen zijn rationeel denkende wezens en daarom superieur. Benthem schreef daarentegen: De vraag is niet kunnen ze nadenken?”, noch “kunnen ze spreken?”, maar “kunnen ze lijden?” Hiermee gaf hij de start voor een filosofische discussie die pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw breder werd gevoerd.

Vanuit de biologie wordt steeds meer onderzoek gedaan naar specifiek diergedrag, waarvan vorige generaties dachten dat het uniek voor mensen was, zoals instrumenten gebruiken, vooruit denken, rechtvaardigheid voelen, het hebben van rituelen en het hanteren van grammatica. In de roman ‘Het vogelhuis’ beschrijft Meijer het leven van Lee Howard. Deze vrouw woonde in een afgelopen dorp in Engeland en had haar huis opengesteld voor vogels. Een aantal mezen was in staat om te tellen en te rekenen. Howard communiceerde op diverse niveaus met de vogels en had individuele relaties met mezen opgebouwd. Het verhaal geeft aan dat bijvoorbeeld deze mezen veel meer kunnen dan wij doorgaans denken, mits zij in een vertrouwde omgeving leven en wij hen benaderen op een mezenmanier. Bovendien laat het zien dat eigenschappen niet soort gerelateerd zijn, maar net als bij mensen voor een groot deel individueel bepaald zijn.

Er is kortom voldoende aanleiding om bij beslissingen die niet-menselijke dieren aangaan ten eerste de pijn en geluk van niet-menselijke dieren mee te laten wegen. Dierenactivisten hebben dit als uitgangspunt. Meijer schaart dit onder de negatieve rechten van niet-menselijke dieren en schrijft: “Met deze rechten zijn we er echter niet.” Hier wordt haar boek interessant. “Niet-menselijke dieren zijn net als mensen  meer dan objecten om over na te denken.”

Meijer pleit ervoor om rechten als scholing, gezondheid en het hebben van waardevolle relaties te respecteren bij niet-menselijke dieren en hiervoor ruimte te maken. Eén van die rechten is natuurlijk het hebben van voldoende leefruimte, ook voor dieren die niets met ons mensen te maken willen hebben. En voor dieren waarmee wij samen leven, zoals duiven, ganzen en muizen bestaan er wel degelijk alternatieve samenlevingsvormen. Dit laat Meijer uitgebreid zien in haar boek.

Het lastige van haar betoog is het begrip politiek. Zij wil niet-menselijke dieren rechten verlenen en het mee laten beslissen en ziet dit als politiek handelen. Uitgebreid en overtuigend betoogt zij dat niet-menselijke dieren kunnen aangeven wat zij willen. Mensen moeten daarvoor niet de eigen ratio en de eigen taal gebruiken of niet-menselijke dieren proberen ons idee van politiek handelen aan te leren, maar ons best doen hen op hun eigen manier te zien en te begrijpen. Veel dieren gebruiken een complexe taal. Wij mensen kennen slechts een deel van deze talen.

Meijer maakt een vergelijking met de menselijke kolonisatie. Inheemse volken konden het recht op hun land niet claimen omdat zij geen geschreven wetten hiervoor hadden. Deze mensen konden wel iets zeggen, maar dit werd door de kolonisten niet eens als iets erkend. Bij onze relaties met andere dieren is sprake van eenzelfde cocon, een discours waar wij in gevangen zitten.

Meijer schrijft dan ook: “Om politieke communicatie met andere dieren te verbeteren moeten we allereerst begrijpen dat wij ook dieren zijn, verwikkeld in relaties met anderen waar we niet uit kunnen stappen.”

Terug naar het begrip politiek, waar ik wat moeite mee heb. Aan de ene kant vat zij het begrip ruim op. Het is niet alleen stemmen en partijpolitiek. Het voeren van  dialoog, onderhandelen, elkaar begrijpen, e.d. vallen er evenzeer onder.

Aan de andere kant vat Meijer politiek smal op als democratie. Er bestaan vele andere vormen van politiek, zoals een dictatuur of een oligarchie. Het begrip ‘politiek handelen’ heeft sowieso ook een negatieve connotatie van politieke spelletjes spelen, Machiavellisme, e.d. Haar betoog zou misschien sterker zijn geweest als zij dit begrip had vermeden en hiervoor in de plaats democratie of democratisch handelen had gebruikt.

Daarbij kun je relaties tussen diersoorten ook als politiek van een hele andere orde opvatten, juist als sterk kapitalistisch: eten of gegeten worden. Moeten we in gesprek gaan met bepaalde dieren op basis van deze politiek? Dat lijkt mij niet de bedoeling.


Los van deze kritiek op het begrip ‘politiek’ vind ik het betoog van Eva Meijer bijzonder aantrekkelijk. Het is goed en noodzakelijk om binnen onze mensensamenleving dit onderwerp aan te kaarten en er op verschillende niveaus over te praten. Helaas lijkt dit nieuwe kabinet volstrekt geen oog te hebben voor dierenwelzijn, laat staan voor politieke rechten voor niet-menselijke dieren.

Geen opmerkingen: