zondag 16 juli 2017

J.A. Deelder – Geheid Deelder


Ik lees de verhalen van Deelder altijd met plezier. Deelder schrijft goed, hij ziet scherp en aan humor ontbreekt het hem nooit. Deze bundel uit 1994 bevat zes verhalen. Zij gaan onder meer over kabouters, seks in Boedapest en heipalen.

Geloven in kabouters moet kunnen. “Als God mag, dan kabouters ook.” Er zijn mensen die denken ze te zien en er zijn mensen die ze werkelijk zien. Onder kabouterianen zijn drie hoofdstromingen te onderscheiden. Zij die kabouters zien als iets goeds, zij die kabouters zien als iets kwaads en zij die kabouters zowel als iets goeds als iets kwaads zien. Ierland is het kabouterland bij uitstek. Maar waar staat Deelder in het kaboutergeloof?

Er volgt een verhaal waarin twee jongemannen een buitenwijk van Londen bezoeken, op uitnodiging van een bevriende au pair in een deftig huis. De huiseigenaren zijn weg en de twee spreken de ruime drankvoorraad aan. Een week later keren zij terug naar het centrum van Londen. Deelder verwoordt de gedachte die bij menig lezer zal zijn gerezen. “En wat heeft dit alles in vredesnaam met kabouters te maken?”

Een van de jongemannen is Deelder natuurlijk zelf. Een paar dagen later ligt hij met zijn maat te slapen in een park. Hij wordt ‘s nachts wakker en treft een wonderlijk wezen aan in zijn slaapzak. Het verhaal sluit af met. ”Er zijn lieden die rotsvast in kabouters geloven. Ik reken mijzelve niet tot die mensen. Maar in lichtgevende bolletjes witte angorawol met zwarte kraakoogjes en héle dunne beentjes…dat is een héél andere kwestie!”

In het verhaal Boedsex onderzoekt Deelder voor weekblad Revu de geruchten dat het in de Hongaarse hoofdstad compleet uit de klauwen loopt met het nachtelijk seksleven aldaar. Hij neemt een taxi en rijdt eindeloos door nachtelijk Boedapest. De ene tent is nog treuriger dan de volgende. Zelfs de chauffeurs weten hem niet in dit Bangkok van Europa de weg te wijzen. Steeds komt hij weer uit bij de Popo-bar, een poenerige zaak, waar zowel de vrouwen als de sfeer ver beneden Amsterdams peil liggen. Deelder besluit zijn onderzoek met: “Boedapest is een prrrrachtige stad, met talrijke kerken, paleizen, kuurbaden, musea en zigeunerstrijkjes, maar wat de sex betreft, lijkt Lunteren mij nog verre superieur. Om van Veenendaal-De Klomp nu maar te zwijgen.”

Het titelverhaal ‘Geheid Deelder’ speelt in Rotterdam. Deelder is gevraagd de eerste paal van een gebouw te slaan, ergens diep in de Alexanderpolder. Door de regen is de plek nauwelijks te vinden. Het wordt uiteindelijk een feestelijk gebeuren, waarbij na eerst wat tegenwerking, de drank snel en vakkundig aangevoerd wordt. Dé verrassing is de tekst op deze eerste paal: ‘Geheid Deelder’ staat erop. ”Hadden ze speciaal gedaan met het oog op de toekomstige archeologen, m’n naam op die paal.” Deelder is ontroerd door dit historisch besef in de heibranche. 

Geen opmerkingen: