zaterdag 1 juli 2017

Herman Melville – Moby-Dick

Twee jaar geleden begon ik in deze klassieker uit 1851. Ergens halverwege liep ik vast. Onlangs pakte ik het boek weer op en las het uit. ‘Moby-Dick’ wordt alom geprezen. Ik vond het een mooi boek, maar werd er niet helemaal wild van. De vele zijpaden maken het boek bijzonder, evenals de vele bespiegelingen over de nietigheid van het menselijke leven ten opzichte van de natuur.


De feitelijke jacht op de witte walvis begint pas aan het einde van het boek, in de laatste drie van de 130 hoofdstukken. De 127 hoofdstukken ervoor gaan over alles wat met vissen, varen, de walvisjacht en walvissen te maken heeft. Het boek begint met een etymologie van het woord ‘Whale’, dan volgt een reeks citaten uit de wereldliteratuur over de walvis. Pas daarna lees je de bekende eerste zin: “Call me Ishmael.” Melville neemt de tijd om zijn verhaal op te bouwen.

Ishmael is de verteller van het verhaal, maar is dit niet het hele boek door. Sommige hoofdstukken bestaan uit dialogen. En vaak weet je niet of Melville of Ishmael aan het woord is. Maar dit onderscheid doet er niet zoveel toe.

Ishmael komt aan op Nantucket. Dit eiland bestaat echt en ligt voor de kust van Massachusetts. Melville beschrijft het stadje dat inderdaad bekend stond om zijn walvisvaart levendig. Ik las dat hij er zelf nooit is geweest. Hij gebruikte meer werkelijke gebeurtenissen in zijn verhaal. De walvis Moby Dick heeft echt bestaan. Hij werd Mocha Dick genoemd en was net als Moby Dick een albino potvis. Mocha leefde in de stille oceaan en werd gezien voor de kust van Chili, bij het eiland Mocha. Een ontdekkingsreiziger deed er in 1839 verslag van in een New Yorks tijdschrift. Melville woonde in New York.

Melville doorspekt zijn boek met Bijbelse citaten en verwijzingen. Hij noemt vaak het monster uit de Bijbel, de Leviathan, als hij het heeft over walvissen. Hij heeft ook oog voor andere culturen en godsdiensten. In Nantucket ontmoet Ishmael Queequeg, een wildeman afkomstig uit de Zuidzee en zeker geen christen. In een herberg moet hij in één bed met hem slapen. Queequeg houdt zijn harpoen altijd binnen handbereik. Ishmael is doodsbang, maar: “Better sleep with a sober cannibal than a drunken Christian.” De twee sluiten vriendschap en gaan samen aan boord van de walvisvaarder Pequod.

De voorkeur van de schrijver voor exotisme en specifiek kannibalisme lees je door het hele boek heen. Hij betoogt dat een walvisvaarder die lang van huis is, weg van de civilisatie en het christelijk geloof, terugvalt: “to that condition in which God placed him, i. e. what is called savagery. Your true whale-hunter is as much a savage as an Iroquois. I myself am a savage; owning no allegiance but to the King of the Cannibals; and ready at any moment to rebel against him.”

De kapitein van de Peqoud is de duistere Ahab, een naam die verwijst naar de wrede koning Achab en zijn vrouw Izebel uit het boek 1 Koningen. Ishmael ziet Ahab het eerste deel van de reis niet aan dek verschijnen. De kapitein zit opgesloten in zijn hut. Pas wanneer er daadwerkelijk op walvissen wordt gejaagd laat hij zich zien. Dan valt voor het eerst, in hoofdstuk 36, de naam Moby Dick en wordt duidelijk wat het eigenlijke doel van deze reis is: wraak op de witte walvis. Ahab heeft één been. Het andere is bij een eerdere jacht op Moby Dick verloren gegaan. Hij heeft een kunstbeen van potvisbot.

De zoektocht naar Moby Dick en de groeiende waanzin van kapitein Ahab vormen het verhaal. Ondertussen jaagt de Pequod op walvissen. In het beschrijven van de jacht op en het doden van een walvis is Melville uiterst gedetailleerd. Opvallend is dat een volgende gebeurtenis, een vangst een dag later bijvoorbeeld, hij slechts afdoet in een paar zinnen.

Het boek is meer dan een roman. Melville neemt alle tijd om alle aspecten van de walvisvaart te beschrijven. Het economische belang ervan slaat hij hoog aan. In een verhandeling hierover verwijst hij naar o.a. Franse en Nederlandse walvisvaarders, hij berekent de verschillende opbrengsten en concludeert dat de walvisvaart de economische motor is achter allerlei uitvindingen en ontdekkingsreizen.

Dat de schrijver een vooruitziende blik heeft, bewijst zijn voorspelling dat met de enorme aantallen walvisvaarders de soort weleens zou kunnen uitsterven. Hij vreest dit en trekt een vergelijking met de bizons die in Amerika massaal werden afgeslacht.

Vele pagina’s zijn gewijd aan de verschillende soorten walvissen: de cetology. Het is een eindeloze opsomming. Net zo lang neemt hij de tijd om allerlei verwijzingen in schilderijen en boeken naar soorten walvissen te benoemen en te duiden. Bijzonder mooi is het hoofdstuk ‘The whiteness of the whale’, waarin vele witte dieren en planten voorbij komen: de witte haai, de albatros, albino's, enzovoorts. Ook hier weet hij het onderwerp te verdiepen. Hij schrijft over witheid in het algemeen, betrekt de Griekse mythologie erin en belandt uiteindelijk weer bij The Holy One.

De verteller wordt vaker filosofisch. Zo ook bij de beschrijving van het uiterlijk van de walvis, in het bijzonder de vergelijking tussen de kop van een Sperm Whale (potvis) en een Right Whale (de noordkapers). “Does not this whole head seem to speak of an enormous practical resolution in facing death?  This Right Whale I take to have been a Stoic; the Sperm Whale, a Platonian, who might have taken up Spinoza in his latter years.”

Mijn editie bevat 100 pagina’s verklarende noten, die uitleggen waar Melville het allemaal vandaan heeft. Bij deze vele uitweidingen over de walvissoorten en hun manieren van leven miste ik de hedendaagse biologie. Je weet niet in hoeverre Melville’s wetenschappelijk aandoende verhalen nu nog als juist worden gezien. In de noten is hier niets over terug te lezen. Maar waarschijnlijk bestaan er uitgebreide studies over dit onderwerp.

In hoofdstuk 87, de Pequod heeft de Javazee bereikt, hoort de bemanning voor het eerst dat Moby Dick in de buurt is gezien. Regelmatig treffen zij andere schepen. Deze ontmoetingen zijn altijd bijzonder. Een walvisvaarder die om hulp vraagt laat Ahab aan zijn lot over. Hij moet door om Moby Dick te vinden. Je vraagt je regelmatig af welke methode hij eigenlijk hanteert in zijn zoektocht. Het lijkt allemaal een kwestie van toeval. Ishmael zegt hierover: “There are Some enterprises in which a careful disorderliness is the true method.”

Ahab wordt steeds vasthoudender in zijn rusteloze jacht. Anderen zien de gevaren ervan en sommige bemanningsleden proberen hem te overtuigen voorzichtig te doen of zelfs het hele idee van wraak op de witte walvis te laten varen. Maar Ahab weet van geen wijken. En hij is de baas. “There is one god that is Lord over the earth, and one Captain that is lord over the Pequod.”

De dagenlange jacht leidt uiteindelijk, zoals eerder voorspeld, tot de fatale ondergang van Ahab en het hele schip de Pequod. Alleen Ishmael overleeft het. Deze ondergang sluit aan bij het godsbeeld dat in de hele roman wordt opgeroepen. Melville beschrijft dit steeds in termen van noodlot en voorzienigheid, als een immense strijd tussen goed en kwaad. De krankzinnige kapitein Ahab tart dit noodlot en gaat uiteindelijk ten onder.

Al met al is ‘Moby-Dick’ een prachtig boek om in te verdwalen. Ik begrijp mensen die het herlezen en er studie naar doen. Bij beschrijvingen van bijvoorbeeld soorten zeilen of manieren waarop je touwen vastknoopt aan een boot kon ik het Engels niet altijd goed volgen. Onbekende woorden zocht ik soms op, maar na drie pagina's specialistische terminologie haakte ik af.

Je kunt eindeloos citeren uit dit werk. Mooi zijn vooral de beschouwingen over het menselijk leven. “There are certain queer times and occasions in this strange mixed affair we call life when a man takes this whole universe for a vast practical joke, though the wit thereof he but dimly discerns, and more than suspects that the joke is at nobody's expense but his own.”

De verteller geeft niet alleen zijn mening over het menselijk leven en lot, ook over leven in het algemeen geeft hij beschouwingen. “Consider the subtleness of the sea; how its most dreaded creatures glide under water, unapparent for the most part, and treacherously hidden beneath the loveliest tints of azure. Consider also the devilish brilliance and beauty of many of its most remorseless tribes, as the dainty embellished shape of many species of sharks. Consider, once more, the universal cannibalism of the sea; all whose creatures prey upon each other, carrying on eternal war since the world began.”

Tot slot heeft Melville over zijn onderwerp voor dit boek, de walvis, iets te zeggen. “To produce a mighty book, you must choose a mighty theme.  No great and enduring volume can ever be written on the flea, though many there be who have tried it.” 

Geen opmerkingen: