zaterdag 26 november 2016

Hendrik Groen – Zolang er leven is

Na het lezen van ‘Pogingen iets van het leven te maken’ kun je het tweede deel van het geheime dagboek van Hendrik Groen niet laten liggen. In ‘Zolang er leven is’ volg je wederom de dagelijkse beslommeringen van de inmiddels 85-jarige Hendrik Groen, woonachtig in een verzorgingshuis te Amsterdam-Noord. 

Het dagboek beslaat het jaar 2015. De Omanido-club - oud maar niet dood - speelt een belangrijk rol in Hendriks leven. In de club heeft hij zijn enige echte vrienden. Zij organiseren met elkaar uitstapjes, waarbij het betere eten en drinken voorop staat. Regelmatig slaan zij de maaltijden in het huis over, tot grote ergernis van de kok. Hij denkt dat de bewoners er voor hem zijn, in plaats van dat hij er voor de bewoners is.

Met name de vriendschap met Evert doet Hendrik veel goed. Evert mist een been en zit in een rolstoel. Hij is meestal goed gehumeurd en trekt altijd als eerste zijn mond open om zeurderige bewoners op hun irritante gedrag te wijzen. Het gaat slecht met Everts gezondheid. Hij vermagert, maar drinkt er voorlopig geen druppel minder om.

Het mooist in dit boek zijn de observaties van Hendrik. “Ik zie de bewoners aan hun tafeltje bij het raam zitten. Soms met een boek, een enkele keer met een handwerkje maar meestal met niets. Oefenen voor het grote niets dat gaat komen.”

Elke verandering zorgt voor verwarring. De paasmaaltijd valt tussen het ontbijt en het middageten in. “Wanneer moet je dan precies wat eten? Vroeg mevrouw Smit. Niemand die het wist. Wat dacht je van gewoon eten wat je lekker vindt op het moment dat je daar trek in hebt? Opperde Antoine. Ja, daar had nog niemand aan gedacht, dat was misschien wel een goed idee.”

De bewoners leveren altijd commentaar op wat zij op televisie zien. Van moslims moeten de meesten niks hebben. Bakker vindt dat iedere buitenlander met een baard opgesloten moet worden. “Er zijn wel moslims onder het personeel, maar er is geen bewoner die eens een praatje over Allah begint met een schoonmaker of een huishoudelijke hulp met een hoofddoekje. Wij weten niets van hen, zij weten niets van ons.”

De bewoners zijn uiterst zuinig. Beschimmeld eten wordt gewoon opgepeuzeld en van de AOW wordt nog flink gespaard. Het voorstel om de bingokaarten te verhogen van vijftig cent naar een euro stuit op tegenstand. “Of het niet eerst verhoogd kon worden naar vijfenzeventig cent, zodat de mensen konden wennen?”

Het valt ook niet mee. Er is zoveel veranderd. “Ik ben geboren in een tijd zonder tv en zonder auto. Er was in onze straat één iemand met telefoon. Daar mochten we de dokter bellen als dat nodig was. Ik ging nooit op vakantie, geen mens die ik kende had ooit gevlogen.”

De Omanido-club weet op slinkse wijze de bewonerscommissie over te nemen. Zij gaan van hieruit de strijd aan met de directrice mevrouw Stelwagen. Er gaan al langer geruchten over sluiting of sanering, maar Stelwagen scheept de bewonerscommissie telkens af met holle antwoorden. “Nee, nee, we moeten de leegstand zeker niet zien als opmaat naar sluiting, maar als een ontwikkeling in het kader van een veel breder proces van optimalisering en transitie.”

Wanneer Stelwagen aan het eind van het jaar vertrekt en wordt vervangen door een jonge doctorandus weet Hendrik zeker dat er grote veranderingen op komst zijn. De Omanido-club bereidt zich voor op een verbeten strijd. We zullen er waarschijnlijk over lezen in Hendriks dagboek 2016.


In ‘Zolang er leven is’ komt de lezer een klein beetje meer te weten over het leven van Hendrik Groen. Bekend was al dat hij ooit een dochtertje heeft verloren en dat zijn vrouw al decennialang in een inrichting zit. In dit boek lees je dat hij hoofd was van een lagere school. Maar wie Hendrik Groen precies is, dat wil de uitgever niet prijsgeven.