Bertram
Koeleman debuteerde in 2013 met de roman De Huisvriend. De verhalenbundel
onder de merkwaardige titel Engels voor leugens is zijn tweede boek. Het is
een meesterwerk: absurd, wreed en komisch. Engels
voor leugens bestaat uit vijftien verhalen variërend van één tot twintig pagina’s. In elk
verhaal gebeurt er iets raars: een wonderlijk opgraving van een enorm beeld een moord, een
verminking. Koeleman beschrijft gebeurtenissen heel exact en schuwt het
bloedvergieten niet. In veel verhalen wordt iemand plotseling zeer boos.
Een man
heeft zijn vrouw verloren en is ontstellend kwaad. In de trein somt hij mensen
op waar hij een hekel aan heeft, een eindeloze lijst. Op zijn werk maakt een
collega een goedbedoelde opmerking over zijn vrouw. Hij ramt de kop tegen het
bureau, duwt een paperclip in zijn oog, “en sneed met een scherf net zo lang
zijn keel door tot ik op zijn nekwervels stuitte. Dat is niet echt gebeurd.”
De man was
altijd al razend. Het journaal stond op. “Na verloop van tijd merkte ik dat ik
schor werd van het schreeuwen naar het scherm. En toen zei Lea dat het
misschien beter was als we geen journaal meer keken.”
Deze man
zit gevangen in zijn eigen rottige bestaan. Dit geldt voor meer personages in
deze verhalen. Soms letterlijk. In het verhaal ‘Vluchtgedrag’ stort een
vliegtuig neer. De tijd voordat een man sterft verloopt langzaam. Hij kan geen
kant op, wat hij meemaakt is vreselijk. Geen verhaal om in een vliegtuig te
lezen.
In een
aantal verhalen zitten absurde elementen. Een ambtenaar bij de burgerlijke
stand komt erachter dat door zijn toedoen mensen onopzettelijk doodgaan. Eerst
denkt hij aan een griepvirus, later vallen de mensen in zijn omgeving bij
bosjes dood neer. Hij sluit zich op in zijn huis, neemt geen telefoon meer op,
want ook hiermee kan hij dodelijk zijn.
Absurdisme in
de literatuur bestaat in allerlei vormen. Een krankzinnige gebeurtenis of
eigenlijk elke aanleiding kan voldoende zijn om gekkigheid op gekkigheid
stapelen. Dit kan humoristisch zijn, maar kan ook een trucje worden.
Brusselmans is hier erg goed in. Er zit wel enige lijn in zijn verhalen, maar de
logica is volledig zoek.
Absurdisme
in een verhaal kan ook achteraf een functie blijken te hebben. De plek in het
verhaal wordt duidelijk. Er is een verklaring voor de onbegrijpelijke gebeurtenis
of voor iemands afwijkende gedrag. Deze past binnen de logica van het verhaal.
Een derde
soort absurdisme stijgt hier bovenuit. De schrijver doseert de gekte en geeft
hiermee de lezer net genoeg om hem te laten twijfelen. Mis ik iets? Heeft de
gekte een functie? Hoe past dit binnen het verhaal? Ja en nee. Gogol en Kafka
waren hier meesters in. Vreemde gebeurtenissen worden normaal gevonden en in
een normale situatie volgt opeens een vreemde wending. Verklaard wordt er
niets.
Koeleman
beschikt over de kunst om dit soort absurdisme in zijn verhalen te gieten. In
‘Experimenten in hekserij’ komt een stel met kinderen eten bij een stel zonder.
Het loopt mis. De kinderen zijn vervelend, de moeder schiet uit haar slof. “Dit
zet je kinderen toch niet voor, Astrid. Gevulde puntpaprika’s. Wat probeer je
hiermee te zeggen? Dat jij wél tijd hebt om in de keuken te staan? Dat jij en
je man het zo prettig hebben zonder kinderen?”
Wat is het
verband met de hoopjes aarde die als braaksel overal in het huis van het gezin
met kinderen liggen? Wanneer zij met hun kinderen de deur uit zijn, blijkt hier
ook aarde in de gang te liggen. Astrid scheldt haar man uit. In het
verhaal ‘Beets’ gooit Koeleman er nog en schepje bovenop. Hier keren een paar
elementen uit andere verhalen terug. Dan bellen er mannen met hoeden aan bij de
eenzame Beets. Dit kan namelijk niet. Het is tijd om in te grijpen in het
personage. “Metafictionele intertekstualiteit. Het creëren van kunstmatige
diepgang door het suggereren van niet-bestaande verbanden.” Maar Beets raakt,
in tegenstelling tot andere personages, niet in paniek. Engels
voor leugens is een ijzersterkte verhalenbundel. Op de voorkant prijkt een
mooie afbeelding van de kat Gunst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten