woensdag 6 januari 2016

L.H. Wiener – Fenomenologie van de kwade dronk

L.H. Wiener is allerminst een probleemdrinker. “Bij de probleemdrinker is er eerst het probleem en daarna de drank. De drank is een gevolg. Bij mij is het juist omgekeerd: bij mij komt eerst het drinken en dan pas het probleem.”


Deze ‘Fenomenologie van de kwade dronk’ was het nieuwjaarscadeau 2010 van uitgeverij Contact. Het onderwerp sluit nauw aan bij het persoonlijke leven van de auteur. Wiener heeft soms een kwade dronk over zich en schrijft hier openhartig over.

“Ooit was dat anders, maar ooit dronk ik schoolmelk en was ik jong en onbevangen.”

Hij kende stadsgenoot Louis Ferron nauwelijks toen beide schrijvers elkaar troffen in café Sligting. Ferron zat aan de bar. Wiener kwam binnen en begon een gesprek over een gezamenlijke kennis die in het ziekenhuis lag. Na een paar zinnen werd de sfeer grimmig en in een vlaag van woede sloeg hij Ferron tegen de grond. Zij hebben er nooit meer over gesproken en gingen na dit incident meer en meer vriendelijk met elkaar om.

Wiener heeft een onverdraagzaam en opvliegend karakter. Door nuttigen van het Koningswater leidt dit regelmatig tot problemen. Zijn vriend Jaap heeft daar nooit last van. Zelfs als hij op ‘het eindniveau’ verkeert, ‘een term die voor zich spreekt’, neigt hij meer naar relativisme dan naar absolutisme.

Een dieptepunt was het optreden van Wiener tijdens het Boekenbal 2009. Hij beledigde zoveel mensen dat hij weken nodig had om alle excuusbrieven te schrijven. Hij schold onder anderen een Surinaamse vrouw, die hem toevallig voor de voeten liep, uit. Wiener citeert uit een excuusbrief en gaat in op het predicaat racist dat hem werd toegeworpen. Het is onwaar. “Ik heb gewoon een teringhekel aan iedereen, ongeacht ras, huidskleur, religie of geslacht”.

Het karakter van Wiener, zijn kwade dronk en zijn schrijverschap zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. Het is te lezen in dit prachtboekje, waarin hij zichzelf niet spaart.


“En hoewel ik zeker ook tot de darwinisten gerekend mag worden, met een vast geloof in de evoluerende genealogie, ben ik bovenal een overtuigd freudiaan en uit dien hoofde een neurotiese zwartbloed misantroop met als specialiteit een door egotisme, faalangst en drankzucht gevoede paranoia. Voor de rest heb ik weinig klachten.”

Geen opmerkingen: