zaterdag 25 juli 2015

Paul Leautaud - Particulier dagboek 1917-1924


Paul Léautaud schreef twee soorten dagboeken, literaire en particuliere. In de laatste beschrijft hij de omgang met zijn minnaressen. In dit deel draait het om de getrouwde madame Cayssac. De vrouw waar hij 20 jaar lang een relatie mee had. Hij duidde haar aan met de Panter, de Gesel of gewoon met madame…


In dit dagboek staan vaker de befaamde drie puntjes. Dan gaat het om een seksuele toespeling of een lichaamsdeel waarvan de lezer vrij eenvoudig kan raden wat er bedoeld wordt. Op elke pagina staan zulke puntjes.

De thematiek van hun relatie is beperkt. Léautaud geeft hoog op over haar kwaliteiten in bed, haar lichaam en haar hitsigheden. Maar een paar pagina verder is hij ten einde raad. Zij tart hem, maakt ruzie, verwijt hem van alles en er valt volgens hem niets met haar te beginnen.

Hij denkt op 19 oktober 1919 terug aan haar: ”aan alle vervelende ogenblikken, alle kwetsende woorden, alle kleinzielige verwijten, … aan heel dat afschuwelijke wezen dat deze vrouw is, buiten de tijd dat ze met mij in bed ligt.”

Léautaud verlangt dan naar rust en eenzaamheid. Maar even later gaat hij weer naar haar toe. Of zij achtervolgt hem en lokt hem mee naar huis. Hij blijft dan weer elke dag eten. Wonderlijk is het dat de man van zijn minnares niks in de gaten heeft. De geliefden zien elkaar in goede tijden iedere dag en bedrijven de liefde een kamer naast die van haar man.

Ook bezoekt Léautaud haar regelmatig op haar vakantiehuis, een dag reizen van Parijs. Een extra bijkomstigheid is de enorme hoeveelheid huisdieren die zij beiden hebben. Hij heeft tien katten in huis, plus een aantal honden. Een deel van de dieren gaat mee op reis.

Madame is heel trots op haar lichaam. Zij is al over de 50, maar vindt van zichzelf dat zij er beeldschoon uitziet. Léautaud is het daarmee eens. “Maar god god, hoe kan iemand zo’n lofrede op zichzelf afsteken en daarbij zo ontzettend blind zijn! Daar is toch wel een behoorlijke dosis getiktheid en kinderachtigheid voor nodig!” “Morgen is ze in staat om weer te gaan huilen als een wanhopige. Ze jakkert zich af met dit spel, richt zich te gronde en maakt zich zelf ziek. Ze is al aardig op weg.”

Het hele boek gaat zo door. Het is leuk om te lezen, maar de herhaling gaat weleens vervelen. De enige reden waarom hij steeds terugkeert, dat is haar lichaam en het genot dat zij hem schenkt. “Wanneer ons lichamelijk genot voorbij was, dan was meteen elke vorm van  contact verbroken.”

Hij wordt er soms gek van en vat de relatie kort samen: “Eén uur plezier, acht dagen hel, dat is het schema van onze verhouding.”

Geen opmerkingen: