donderdag 5 juni 2014

Maarten ’t Hart – Een vlucht regenwulpen


Elk jaar in november wordt met de campagne Nederland Leest een gratis boek verspreid onder de leden van Nederlandse bibliotheken. Dit jaar is ‘Een vlucht regenwulpen’ het boek dat met een absurd hoge oplage beschikbaar is voor het Nederlandse volk.

Jaren terug heb ik deze klassieker uit 1978 gelezen. Inmiddels zijn er meer dan 60 drukken verschenen. Na herlezing bleek het verhaal mij nog helder voor de geest te staan. Bekende thema’s  van Maarten ’t Hart keren in bijna al zijn boeken terug. Het geloof en de kerk, de natuur, klassieke muziek, ouders en opvoeding, onbereikbare liefde en eenzaamheid zijn onderdeel van Een vlucht regenwulpen. Een zevende thema, het geboortedorp Maassluis, wordt niet met name genoemd, maar is wel herkenbaar.

In een vlucht regenwulpen is Maarten een jonge professor, werkzaam op de afdeling weefselkweek. Aan het begin van het boek schets Maarten ’t Hart in vogelvlucht zijn levensgeschiedenis: intelligent maar eenzaam kind, liefdevolle moeder, vader jong gestorven, heeft veel liefde voor de natuur. Hij maakt snel carrière, maar blijft vrijwel zonder vrienden. En hij wordt geplaagd door allerlei angsten.

Daarna belanden we in het nu, waar Maarten met tegenzin naar een bruiloft van zijn enige vriend gaat. Daar ontmoet hij een meisje dat hem sterk doet denken aan zijn jeugdliefde Martha. Het blijkt haar jongere zuster. Hij maakt met haar een afspraakje.

Toevallig is er die week een schoolreünie waar hij de echte Martha terugziet. De lezer heeft dan al door dat dit meisje een ware obsessie is voor hem. Wat er precies is gebeurd schets ’t Hart min of meer chronologisch in de rest van het boek. Elke vrouw wordt door de hoofdpersoon gespiegeld aan deze onbereikbare liefde. Maarten is dan ook op zijn dertigste nog maagd.

Op de lagere school wordt de slimme Maarten eerst compleet genegeerd, later gepest en bedreigd. Wanneer hij een keer in razernij erop los slaat, zijn de pesterijen afgelopen. Als hij thuiskomt vraagt zijn moeder ‘Wat ben je laat. Ja, zeg ik kortaf, ik heb de meester geholpen.’ Maarten houdt zielsveel van zijn moeder, maar verzwijgt zijn gevoelens van eenzaamheid voor haar. Hij roeit liever langs het riet, alleen met zijn gedachten en speurend naar vogels.

Maarten valt van zijn geloof. Zijn moeder is teleurgesteld. Wanneer zij dement is geworden doet het er niet meer toe. Twee ouderlingen bezoeken de zieke moeder en spreken hem aan op zijn geloof. Maarten heeft geen tijd voor de kerkgang, want moet op zondag voor zijn moeder zorgen. “Smoesjes, uitvluchten. Een kind des Heeren heeft altijd tijd voor een gang naar zijn tabernakel.” Uiteindelijk jaagt Maarten de twee broeders de deur uit.

Enige dagen later sterft zijn moeder. Op hetzelfde moment ziet Maarten een vlucht regenwulpen overkomen, een bijzonderheid. Overigens zijn regenwulpen een stuk kleiner dan wulpen. Zij broeden niet in Nederland en de roep is heel anders. De wulp zingt koerlie-koerlie, de regenwulp bie-bie-bie-bie-bie-bie-bie.

Maarten ontmoet Martha op de middelbare school. De liefde is niet wederzijds, maar Maarten blijft in de ban van haar, zijn leven lang.  In elk meisje dat hij daarna ziet, ziet hij Martha. Hij ziet ook dat zijn moeder precies zo glimlacht als zijn droomvrouw, een schot voor open doel voor de psychoanalyticus.

De obsessieve liefde is net als zijn angsten terug te voeren op zijn jeugd en op zijn moeder. De oorsprong van zijn pleinvrees is bijvoorbeeld te vinden in het eerste bezoek dat hij als kind met zijn moeder bracht aan een stadje. Hij had nog nooit zo’n groot plein overgestoken op weg naar de arts die zijn amandelen zonder verdoving knipte.

Aan het eind van ‘Een vlucht regenwulpen’ komt alles samen. De volwassen Maarten is op een congres in Bern. Hij heeft contact met een oudere vrouw, wordt verliefd op haar, maar kiest voor de eenzaamheid omdat hij denkt dat zij niet gelukkig met hem kan worden. Iemand zoals hij moet alleen blijven.

Monomaan dwalend door nachtelijk Bern wisselen de zelfvernietigingsdrang en de mensenhaat elkaar af. Zelfs een hoertje, dat op Martha lijkt en waar hij zijn oog op laat vallen wil niets met hem te maken hebben.
“God, waarom hebt U zulke mensen geschapen,  waarom vernietigt U deze mensen niet, deze lachers die de wereld kapot maken, die alles wat misschien nog mooi en goed is besmeuren met hun ontzettende, hun verschrikkelijke gelach.”

Een troostrijke gedacht is het dat hij met één sprong een eind aan zijn leven kan maken. “Maar vooral het lachen weerhoudt me want als ik er een einde aan maak kan ik dat niet meer haten, en ik wil verder leven, al was het alleen maar om mensen die zo lachen te kunnen haten.”

Het afspraakje met de zuster van Martha zegt hij vanuit Bern af.

‘Een vlucht regenwulpen’ was het boek waarmee Maarten ’t Hart doorbrak bij een groot publiek. Het is een van zijn beste boeken, waarin alle thema’s uit zijn oeuvre al te vinden zijn. Terecht dat het in november over ons wordt uitgestort.

Geen opmerkingen: