zondag 3 november 2013

Andrzej Stasiuk – Dukla

De witte raaf was het vorige boek van Stasiuk dat ik las. Het verhaal vond plaats in de winter. Overal voelde je de kou. Dukla speelt zich af in de zomer. Het is warm. Dukla is een dorp waar niets gebeurt. Stasiuk beschrijft de onbeweeglijkheid en vooral het licht. De verteller bezoekt Dukla als volwassene en denkt terug aan vroeger.


Als dertienjarige bracht hij de zomer in algehele verveling en stilstand door. “En overal hing onbeweeglijkheid. Gordijnen voor de ramen, gesloten deuren, hekjes, hofpoorten, lege bushokjes, geen stomme kip op de weg. Het enige wat bewoog waren wij, het water beneden en de rookslierten boven de boerenhuizen.“

Totdat hij een wat ouder meisje, in een witte jurk, zag dansen. Hij achtervolgde haar. Zij verbleef de hele zomer in een vakantiehuisje. Hij ving af en toe een glimp van haar op. Uiteindelijk zag hij haar van dichtbij toen zij een douche nam. Zij praatte zelfs tegen hem, hun laatste contact.

Zo is het hele boek opgebouwd uit weemoedigheid en herinneringen. De verteller bezoekt een paar maal zijn geboortedorp. Hij denkt terug aan vroeger, denkt aan zijn grootvader en –moeder, die nooit het dorp verlieten, behalve om een kind te dopen voordat het stierf. Hij beschrijft de dood van zijn oma. Het zijn flarden van een levensverhaal.

Dit boek heeft nog minder verhaal dan Statiuks andere boeken. Het gaat hem meer om het beschrijven van een sfeer. En net als in het andere werk noemt hij veel voorwerpen bij naam, veelal in een opsomming: sigarettenmerken, kledingstukken en soorten wapens. Ook benoemt hij vaak zaken uit het communistisch verleden, kledingstukken of bijvoorbeeld de naam van een zangeres als Stenia Kozlowska.

Wanneer hij het stadje bezoekt neemt hij telkens dezelfde verstilling waar: “ Dukla dus. Een merkwaardig stadje vanwaar je nergens meer heen kunt.” Maar op een reis door de omgeving blijkt de verveling en stilstand evenzeer in andere dorpen te heersen. Hier ook licht en bewegingloosheid. Maar Dulka is zijn geboortedorp.

“We voelden wel aanwezigheid, maar die bestond slechts uit een verdunde gedaante. Hier en daar bewoog wel iets, maar dat was te weinig voor een flink stadje als dit. Er hing een soort tijdloosheid over dit alles.”

Geen opmerkingen: