Op het Utrechtse station, op weg naar Rhenen, kocht ik
woensdag voor slechts € 1,50 dit boekje met twee verhalen van Jeroen Brouwers. Genoeg voor een half uur treinleesplezier. De
verhalen waren al eerder gepubliceerd, ik had het gemist.
In het eerste verhaal is de hoofdpersoon een meisje dat aan
haar mannelijke geliefde tracht te bekennen dat zij er ook een vrouwelijke
geliefde op na houdt. In typische Brouwers stijl, met veel geweeklaag,
zelfonderzoek en fantasieën blikt de vrouwelijke hoofdfiguur terug op
ontmoetingen met haar mannelijke geliefde. Vooral bij de laatste ontmoeting
neemt het drama grote vormen aan: “En dat ik toen…Ik stikte, ik dacht dat ik
ging stikken…En jij toen… en… en…en…” Het lijkt verdacht veel op een damesromannetje.
In het tweede verhaal is Brouwers meer zichzelf: oud en
verbitterd rijdt hij met hoge snelle ’s nachts over een weg in de buurt van
zijn geboortestadje. Hij denkt terug aan vroeger, natuurlijk aan dat ene meisje
waar hij ooit de zuivere liefde mee deelde, maar dat plotseling verhuisde naar
een ander stadje. Latere liefdes
eindigden allemaal in misère. Zijn leven is
ten einde, bijna letterlijk want hij wordt aangereden. Namijmerend in zijn wrak
wordt hij gevonden. Een agente vraagt hoe het met hem gaat. Hij herkent het
plaatselijke accent. De vrouw heeft zijn vader – dokter in het dorp – nog
gekend. Zij zegt dat hij onnoemelijk geluk heeft gehad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten